Het is zomaar een zaterdagavond. Mijn moeder heeft in de avond bij ons gegeten. Ze was stilletjes vandaag omdat het niet lekker gaat met haar gezondheid. Toch heb ik haar zichtbaar zien genieten van het “zijn” in een gezin. De geluiden van stemmen, gerommel in de keuken en de zachte muziek die ik speciaal voor haar heb opgezet. Het huis – mijn ouderlijk huis – verbindt ons voelbaar. Mijn jeugdherinneringen aan hoe mijn moeder voor haar moeder zorgde in ditzelfde huis, zijn dicht bij mij. Ook mijn oma kon zo genieten van het gezinsleven. Als ik een blik op de handen van mijn moeder werp, het zakdoekje waar ze mee zit te frummelen, ontkom ik niet aan het beeld uit mijn jeugdherinnering van mijn oma die dat op precies dezelfde wijze deed.
Na het eten loopt ze richting de auto waar ik haar mee naar haar appartement ga brengen. Ze staat met haar rollator voor de af/oprit van de stoep om naar de straat te komen, als ze zegt: “Ingrid hierbij moet je mij even helpen.”. Heel even voel ik mijn eigen ongeduld en oordelen. Besef ik hoe ik gewend ben om alles snel te doen en te kunnen doen. Heel even want als ik naast haar sta voel ik hoe ze staat te trillen. “Ik sta zo wankel op mijn benen”, zegt ze onmiskenbaar geraakt door het moment. Mam, ik hou je vast. Ik heb je vast, we doen dit samen, hoor ik mezelf zeggen. Als we de oprit afgaan, voel ik hoe ze mijn steun nodig heeft. Hoe aangedaan ze is omdat ze zo hard geconfronteerd wordt met het feit dat ze deze oprit – die ze haar hele leven zonder nadenken op en af is gegaan – nu met rollator en steun van haar dochter, niet zonder wankelen kan nemen. En ik besef me: dit zijn momenten waarin veel te leren valt.